Onderzoek naar de in Angeren gevonden steentijdgraven

27-05-2022
3285 keer bekeken

Bij archeologisch onderzoek ter hoogte van Angeren zijn steentijdgraven gevonden. Op deze pagina leest u meer over het onderzoek en de betekenis van deze bijzondere vondst.

Over de vondst in Angeren plaatsen we eerder dit bericht. Hieronder geeft Ivo van Wijk, een van de archeologen betrokken bij het onderzoek, tekst en uitleg over het onderzoek en de vondst. 

Eerste boerensamenleving

Het onderzoek in Angeren is gericht op het aantreffen van sporen van de eerste boerensamenlevingen in deze omgeving. Op de oever langs een oude geul worden op verschillende niveaus grondsporen en vondsten gevonden, die meer inzicht geven hoe de mens haar landbouwende bestaan opbouwde.

Opeenstapeling van bewoning

In totaal zijn 3 bewoningsniveaus aangetroffen. Het oudste niveau lijkt te dateren uit de overgang van het laat mesolithicum naar het vroeg neolithicum (ca. 5400-4700 v. Chr.). Dat is de tijd waarin men overgaat van een rondtrekkend naar een vast bestaan.

Nadat dit niveau door sediment uit de nabijgelegen geul wordt overspoeld, komt er een moment dat dezelfde locatie wederom wordt bewoond. Dit is vermoedelijk later geweest, zo rond de overgang van het vroege naar het midden neolithicum (ca. 4700-4500 v. Chr.).

De tot nu toe aangetroffen sporen en vondsten geven aan dat er toen intensievere bewoning moet zijn geweest. In deze regio bevindt zich dan de Swifterbantcultuur (5300-3400 v. Chr.). De vindplaats kende een lange periode van overstromingen. Toen de vegetatie zich begon te herstellen werd de locatie bewoond in de periode van het midden-/laat-neolithicum tot in de midden-bronstijd (4200-1800 v. Chr.). Een opeenstapeling van bewoning dus.

Grafkuil in de klei

In eerste instantie hadden de archeologen op de vindplaats alleen aanwijzingen gevonden voor bewoning en aanverwante activiteiten. In mei werden op de oever van de geul plotsklaps menselijke resten aangetroffen. Vermoedelijk gaat het om het delen van een schedel, en de boven en onderarm.

Een grafkuil is in de klei lastig te ontwaren. In het neolithicum zien we namelijk dat menselijke resten vaker incompleet worden begraven. Vanaf het laat-mesolithicum zien we een traditie van begravingen en rituelen. Manipulatie van botmateriaal, dubbele of groepsbegravingen, bijzettingen en lichaamshouding tonen een grote mate van diversiteit. Wellicht duidt dat op een persoonlijke invulling. 

Hurkzitgraf

Om wat voor soort graf het gaat, is een van de eerste vragen die moeten worden opgelost. Vooralsnog denken we dat we te maken hebben met  een zogenaamd hurkzitgraf waarbij een persoon in een hurkhouding met opgetrokken knieën op zijn/haar zij in het graf is gelegd. Een soort foetushouding dus.

We vermoeden dat het graf ca. 6000 jaar oud is en dateert van de tweede fase van bewoning van de vindplaats (ca. 4700-4500 v. Chr.). Het kan ook uit een jongere bewoningsfase dateren. Om daar achter te komen, is het graf in zijn geheel gelicht en naar het laboratorium gebracht.

Onderzoek in het lab

In het lab wordt het graf met aandacht en onder gecontroleerde omstandigheden uitgegraven. Dan is ook te zien of er grafgiften zijn meegegeven en wat voor geslacht en leeftijd de overledene had. Ook kijken we of het skelet compleet is of toch gemutileerd. Of er nog DNA-sporen te achterhalen zijn, en of wellicht nog iets van de maaginhoud te vinden is.

Kortom: er worden allemaal onderzoeken opgestart om deze persoon een duidelijk gezicht te geven. Volgens de traditie hebben we deze persoon wel al een naam gegeven: Abba. We gaan hier nog veel over te horen krijgen. 

Steentijdgraven in Nederland

De bekendste grafmonumenten uit de Nederlandse steentijd zijn de hunebedden van de Trechterbeker-cultuur, gevolgd door de grafheuvels van de laat-neolithische enkelgraf- en klokbeker-cultuur.

Grootschalige grafvelden waar meerdere individuen werden begraven (zonder zichtbaar bovengrondse markering) zijn op één hand te tellen. Zo kennen we het vroegneolithische grafveld van Elsloo uit de periode van de Lineaire Bandkeramiek (ca. 5300-4950 v. Chr.) en bestaande uit 113 graven. Daarnaast is het grafveld van Dalfsen onlangs gepubliceerd. Dit grafveld dateert uit de periode van de Trechterbeker-cultuur (3400-2700 v. Chr.) met in totaal 142 graven. Van begravingen uit andere steentijd-culturen of -perioden is minder bekend.

Dat er zo weinig graven bekend zijn heeft, naast zichtbaarheid aan de oppervlakte, verschillende oorzaken. Zo blijft in de vaak zure of ontkalkte bodem onverbrand organisch materiaal, waaronder skeletten, slecht bewaard. Enkel op plekken waar bot onder het grondwaterniveau ligt, is er een kans om meer dan een lijksilhouet, verbrande botfragmentjes of tandkapsels aan te treffen. Daarnaast missen we waarschijnlijk een groot deel van de overledenen omdat zij niet begraven of gecremeerd werden.

Onderzoek

Ivo van Wijk maakt deel uit van een breed consortium van bedrijven dat het onderzoek uitvoert: ADC Archeoprojecten BV, Archol BV, BAAC BV en Basten BV. Zij worden wetenschappelijk ondersteund door deskundigen van de Universiteit Groningen en Leiden alsmede het Rijksmuseum van Oudheden.

Filmpje

Voor Facebook maakten we eerder dit filmpje over de vondst. 

 

Afbeeldingen

X (voorheen Twitter)

Cookie-instellingen